Soms overvalt het me. In een lege ruimte tussen twee afspraken in. In een moment van stilte in een gesprek. Of juist op een onverwacht vrijgekomen dag waarop niets hoeft. Eerst een lichte rusteloosheid (of laat soms dat licht maar weg), een ongemakkelijk gevoel dat ik moeilijk kan duiden. Alsof er iets ontbreekt. Iets dat ik moet invullen, moet grijpen.

In mijn ervaring leven we in een wereld waarin lege momenten direct gevuld worden. Deadlines, agendaโ€™s, doelen en plannen structureren ons bestaan. En als er dan tรณch even niets is? Dan scrollen we, vullen we op, zoeken we afleiding. Maar wat als we niet wegkijken? Niet weg bewegen? Wat als we onszelf toestaan in Niets te verkeren?

De aantrekkingskracht van de afgrond

Ken je dat gevoel? Dat je op een hoge klif staat en ineens een neiging voelt om te springen? Of dat je in de zee zwemt en een vreemd verlangen hebt om dieper de duisternis in te gaan?

Ik ken die trek maar al te goed. Niet per se omdat ik wรญl springen, maar omdat ik me plotseling bewust ben van de mogelijkheid dat ik zou kunnen.

Het is een sensatie die velen kennen, maar zelden benoemen. Het is niet per se een doodswens, maar een roepen vanuit de afgrond, een sluimerend besef van onze eigen eindigheid. Het moment waarop we ervaren dat we ook niet zouden kunnen zijn. Dit is volgens Heidegger een existentiรซle ervaring waarin Niets zich laat voelen.

In deze confrontatie wordt pijnlijk duidelijk dat er geen absoluut fundament is waarop ons bestaan rust. Dat we leven op een dunne grens tussen zekerheid en leegte. De zwarte diepte van de zee of de afgrond van een berg symboliseert die fundamentele grondeloosheid van ons bestaan, en het ongrijpbare mysterie dat ons roept.

Het Niets vernietigt onze zekerheden

Dat Niets heeft een vernietigende werking ten opzichte van onze alledaagse vanzelfsprekendheden. Niet in de zin van een destructieve kracht, maar in de zin dat het blootlegt dat onze denkbeelden en zekerheden geen absolute houvast bieden.

In onze ervaring van angst wordt dit het meest voelbaar. Niet de angst voor iets concreets, zoals een dreiging van buitenaf, maar een diepere, grondeloze angst die onze vertrouwde wereld doet wankelen. Het is die angst waarin Niets zich openbaart. De angst die niet wijst op een specifiek gevaar, maar op het besef dat er geen vaste grond onder ons is.

Zoals ik in mijn paper De laatste verlichte kamer schreef:

“In mijn angst wordt duidelijk gemaakt dat mijn angst grondeloos is, in het Niets geworpen is, eindig is. Want mijn bestaan, mijn existentie, kan kapot gaan in de angst waardoor ik weer wordt teruggeworpen in de eindigheid. Ik moet zelf een grond zijn boven de afgrond.”

๐Ÿ‘‰ Download hier mijn paper ‘De laatste verlichte kamer’.

Het is een beklemmende ervaring, maar ook een onthulling. Want juist door deze confrontatie ontstaat een nieuw besef: als er geen vaststaande zekerheid is, betekent dat ook dat alles open blijft.

Het Zijn dat zich onthult in de afgrond

Heidegger stelt dat het Zijn geen โ€˜dingโ€™ is dat we kunnen grijpen of definiรซren. Het is geen object van kennis, maar iets wat zich telkens opnieuw onthult in onze ervaring. Juist in de confrontatie met Niets, wanneer de grond onder ons verdwijnt, wordt het Zijn voelbaar.

Niet als een nieuwe zekerheid, niet als een houvast, maar als een open ruimte waarin wij ons bestaan laten ontstaan. Dit besef verschuift de vraag van ‘Wat is het Zijn?’ naar een existentiรซle ervaring: Hoe ontvouwt Zijn zich in mijn bestaan?

Wanneer we met grondeloosheid geconfronteerd worden, zoeken we vaak naar nieuwe zekerheden. We willen begrijpen, verklaren, benoemen. Maar wat als we niet meteen grijpen? Wat als we durven toe te staan dat iets zich openbaart zonder dat we het direct in een kader dwingen?

In die openheid ligt geen pasklaar antwoord, maar een oproep: durf ik te zijn zonder houvast? Durf ik te laten zijn wat zich aandient, zonder het onmiddellijk te willen benoemen of beheersen? Heidegger noemt dit een zijnsverbondenheid. Een manier van in de wereld zijn die niet gaat over controle, maar over ontvankelijkheid.

“Want het Zijn is niet iets wat wij hebben, maar iets wat ons draagt.” – Trudy Krabbe

Durf ik mij te laten dragen? Daarin te blijven staan, zonder mezelf te vullen met nieuwe zekerheden? Durf ik de leegte niet te beschouwen als een tekort, maar als een ruimte waarin iets nieuws kan ontstaan?

Misschien ligt daar de uitnodiging: niet in het vermijden van de leegte, maar in het laten ontstaan van wat zich aandient. Niet in het grijpen, maar in het laten dragen.

Samen met Trudy Krabbe organiseer ik vanaf juni 2025 een fenomenologische en systemische reeks Zijnscolleges bij de School voor Systemisch Bewustzijn (SSB), waarin niet de oplossing, maar het onderzoek centraal staat. Dit spanningsveld tussen grondeloosheid en het laten ontstaan van betekenis is precies waar we in de Zijnscolleges ruimte voor maken. Hoe kunnen we Zijn ervaren zonder het direct vast te leggen? Hoe verhouden we ons tot het onbekende, tot Niets? We verkennen deze vragen niet alleen als intellectuele concepten, maar als iets wat zich in ons eigen bestaan ontvouwt.