Kijken is bekeken worden
7 maart 2024
Deze foto is gemaakt door een goede vriendin van mij en is onderdeel van een grote reeks foto’s. In het samen selecteren van de ‘mooiste’ foto’s werd ik mij bewust dat Arianne andere waarnemingen deed en andere aspecten van mij voor waar aan nam.
“Deze is mooi! Ja, dit ben jij echt!”
Terwijl ik zo snel mogelijk door wilde swipen naar de volgende foto, omdat ik de foto van mezelf vreselijk vond.
Ik werd mij bewust van andere ogen die mij voor waar aan nemen en dat bracht mij bij de vragen: Wat neem ik van me zelf voor waar aan?
En wat ontneem ik mijzelf?
Oftewel, wat neem ik voor onwaar aan?
Wat heb ik (nog) aan te nemen? Of niet.
Neem ik mezelf volledig voor waar aan?
Wat neem ik/je van de ander?
En wat ontneem ik/je van de ander?
Hoe, wat, waar, wanneer en van wie ik aan neem voor waar heeft dus grote invloed op hoe ik verschijn in de wereld en vice versa. Dat een afbeelding niet lijkt op hoe iets er in werkelijkheid uitziet zegt immers nog niets over hoe die onze zintuigen beroert. Evenals dat het mede mijn co-existentiëren met de wereld en de mensen om mij heen bepaalt alswel mijn ervaringen en waarnemingen.
Vanuit Merleau-Ponty’s fenomenologisch oogpunt is het eigen lichaam een bijzonder domein van de werkelijkheid. We kunnen ons perspectief op andere objecten altijd variëren, door er omheen te lopen of het in onze handen om te draaien; maar ons perspectief op het eigen lichaam is altijd hetzelfde. Dat komt doordat het lichaam de bron van alle perspectieven is. Ook wanneer we onszelf in de spiegel zien, zien we geen neutraal object. Het gezicht in de spiegel is altijd een starende blik die op zichzelf is gericht.
Als lichaam kan ik de wereld niet van buitenaf bekijken; nee, ik moet me actief door de wereld heen bewegen. Zien ís bewegen, volgens Merleau-Ponty: ik zie alleen datgene waar ik op gericht ben, dus moet ik rondlopen, mijn hoofd heen en weer draaien en mijn ogen bewegen om een compleet beeld van de wereld te krijgen.
Terwijl ik zie, word ik ook gezien door anderen, stelt Merleau-Ponty. Mijn zichtbaarheid is zelfs een voorwaarde voor het zien: ik kan jou alleen in de ogen kijken omdat ik een lichaam heb dat ook zichtbaar is voor jou. Er is daarom altijd sprake van een interactie tussen mij en de wereld om mij heen.
De ervaring van de ander speelt dus altijd mee. We voelen ons eigen bestaan pas nadat we in contact zijn getreden met anderen.
Waarheid is het proces van haar eigen waar-making (vérité à faire), veri-ficatie. Zij kan zich alleen in de werkelijkheid bevestigen.