Mijn eerste bewuste ervaring op het Afrikaanse continent. Marrakech. Marokko.
De aarde hier voelt anders.
Stevig. Ruw. Warm van binnenuit.
De lucht droogt je huid en de zon doordrenkt elk gebaar.
Alles lijkt trager te bewegen alsof de tijd dichter bij de grond leeft.
Er is iets in deze plek dat me onmiddellijk naar beneden trekt. Naar de bodem, naar mijn voeten, naar het besef dat bestaan niet zweeft maar rust.
AANWEZIG ZIJN OP AARDE
Het is een aardse aanwezigheid die ik minder goed ken. Alsof elke porie zegt: je leeft omdat je ademt, niet omdat je vooruitgaat.
De dood bevindt zich als iets dat zich eenvoudig tussen de stenen bevindt. In de droogte. In de hitte. De aarde spreekt een andere taal.
De droogte legt niets vast, maar onthult wat blijft wanneer al het overtollige verdampt.
Hier lijkt de dood niet tegenover het leven te staan, maar als een dunne lijn erin gevlochten, zichtbaar in ieder gebarsten spoor.
MIJN MOEDER DIE DOOD GAAT
Zo voel ik ook haar nabijheid.
Mijn moeder, wier lichaam ziek is en langzaam afneemt, maar in wie het leven nog aanwezig is.
Haar adem is zwaarder geworden, haar bewegingen heel breekbaar en toch straalt ze iets uit van diezelfde grond.
Stevig, onafwendbaar en gedragen.
De dood is dichterbij als een vorm van thuiskomen op en in de aarde zelf.
LEVEN IS STERVEN
Ooit ontving ik door haar het leven, en nu, stap voor stap, beweeg ik met haar mee richting het einde van haar leven.
Dat wat ooit mijn begin was, nu langzaam terugkeert naar haar oorsprong.
Wij lopen hier, twee lichamen in één beweging, als moeder en dochter,
tussen leven en de dood in –
gegrond in dezelfde aarde die ons beiden draagt.
