Ik ben op Schiphol.
Een plek die bestaat bij gratie van beweging.
Mensen verplaatsen zich. Van huis weg. Naar huis toe.
Met koffers, paspoorten, routines.
Lichamen die zich verplaatsen.
Een lichaam dat zich niet alleen door ruimte,
maar ook door betekenis beweegt.
Een plaats waar bestemming zich voltrekt.
Ik reis met mijn moeder.
Een reis die evenveel met liefde als met loslaten te maken heeft.
In mijn vorige post schreef ik: “Ontneem mij vandaag niet, met de ogen van gisteren.”
Vandaag begint precies dat – kijken met nieuwe ogen.
Schiphol is een sterk fenomeen.
Een overgang tussen werelden, tussen gisteren en vandaag.
Tussen wat we achterlaten en wat zich nog niet heeft ontvouwd.
Een drempelruimte waarin tijd even stilvalt
en het verleden en de toekomst elkaar aanraken.
Reizen is niet alleen een toeristisch concept.
Het is een existentiële praktijk.
Een verschuiving van binnen en buiten tegelijk.
Niet alleen van plek, maar van positie.
Van ik, naar wij. En vice versa.
Van vast, naar open. En vice versa.
De paradox is zichtbaar in mensen dicht op elkaar en toch elk alleen.
Zij aan zij, maar in afzonderlijke tijdlijnen.
Alsof Schiphol een tijdelijk weefsel is
waarin levens elkaar even raken, zonder elkaar aan te raken.
Wat reist is niet enkel mijn lichaam.
Mijn geest reist mee of achteraan.
Soms vooruit, in anticipatie.
Soms terug, naar wat onaf bleef.
Reizen is mezelf tegenkomen in een nieuwe ordening.
Een herconfiguratie van zelf ten opzichte van context.
En terwijl ik daar sta, merk ik, ook ik beweeg.
In hoe ik kijk, hoe ik denk, hoe ik aanwezig ben.
Reizen is dus niet alleen het fysieke gaan en aankomen, maar ook het verschuiven van perspectief en aanwezig zijn terwijl alles beweegt.
We kwamen aan in Marrakech.
Een ervaring van stevig gegrond zijn zonder moeite, het licht was anders, de stilte voller.
Mijn moeder lachtte, een lach die ik lang niet had gezien.
We reizen samen, terwijl we weten dat tijd niet terugreist.
