Systemische fenomenologie

Systemische fenomenologie bevindt zich op het snijvlak van systemisch opstellingswerk en de filosofische stroming fenomenologie. 

Systemisch opstellingswerk

Systemisch werken is gebaseerd op het concept dat we allemaal deel uitmaken van verschillende groepen of systemen, waarin onbewuste patronen en dynamieken de manier bepalen waarop individuen handelen. Deze systemen zijn inherent aan ons bestaan, beginnend met het eerste systeem waartoe we behoren: onze familie. Of het nu gaat om een klas, een sportclub, een team op het werk, een gemeenschap, een land of de samenleving als geheel, al deze entiteiten vormen op zichzelf systemen.

Vaak, wanneer er zich een probleem voordoet, of het nu op persoonlijk vlak is, op het werk of binnen de familie, richten we ons op de details van de situatie en op het individu. Systemisch werken daarentegen zoomt uit naar het grotere geheel en richt zich eerst op de onderliggende oorzaken van het vraagstuk.

In systemisch werken spelen twee vragen een belangrijke rol in het onderzoeken van vraagstukken:

“Voor wat is dit vraagstuk een oplossing?”

“Wat in het systeem wil gezien worden en weer een plek in de geschiedenis hebben?”

De principes van systemisch opstellingswerk

De Duitse psychotherapeut Bert Hellinger (1925-2019) is de grondlegger van het systemisch werken. Eind jaren tachtig ontwikkelde hij familieopstellingen als een volwaardige methode. Hij noemde het ‘levenshulp’. Door het doen van vele opstellingen kwamen voor hem inzichten bovendrijven over de werking van systemen. Die inzichten werden de fundamenten van het systemisch werk zoals we dat nu kennen.

Fenomenologische houding

Systemisch opstellingswerk kan je benaderen vanuit een fenomenologische houding. Waarnemen en luisteren zonder de intentie te willen helpen of oplossen, waarbij je uitzoomt naar het geheel in plaats van inzoomt op details. Daarmee krijg je veelal inzicht in de onbewuste patronen en dynamieken die het systeem (en jou) leiden en gaan er nieuwe ervaringsgebieden open op persoonlijk, maatschappelijk en organisatorisch vlak.

De fenomenologische houding kan je ook interpreteren als werken vanuit de geest. Daarin zijn een aantal grondbeginselen uitgangspunt.

De innerlijke houding

In het fenomenologisch waarnemen stelt de begeleider zich innerlijk open voor een horizon van een veelvoud aan verschijnselen zonder die te beoordelen of er tussen te kiezen. De open houding is een uitgangspunt van fenomenologisch systemisch werken. De begeleider is innerlijk onbevangen. Om deze onbevangenheid te bereiken, maakt hij zich los van vaste voorstellingen. Ook laat hij innerlijke bewegingen los die alleen een gevoelsmatig, wilskrachtig of veroordelend karakter hebben, zoals een beschermende houding tegenover de cliënt binnen de constellatie of een scherpe veroordeling van iets dat heeft plaatsgevonden in bijvoorbeeld de familiegeschiedenis.

Deze manier van kijken vraagt de bereidheid te handelen zonder deze handeling uit te voeren. Door de spanning te verduren van het moment tussen willen handelen en niet handelen, is de begeleider in staat heel geconcentreerd waar te nemen. In dit moment van stilte en terughoudend kan de ervaring optreden van een centrum, een midden. Er wordt een samenhang, een orde zichtbaar, die een waarheid of een aanwijzing geven voor een volgende stap. Voor de begeleider is dit inzicht als een geschenk van buitenaf. Anders geschreven, een fenomeen dat verschijnt en ‘spreekt’. Het is doorgaans een begrensd inzicht dat bevestigd wordt door de daaropvolgende verschijnselen in de constellatie (opstelling).

Als je geen bedoeling hebt – een vooraf bepaalde uitkomst – dan heb je ook geen angst voor wat zich laat zien en geen angst voor wat anderen zeggen. Dit is in mijn optiek het moeilijkste en ik heb ook de ervaring hoeveel meer andere kracht er ontstaat als ik vrij blijf van angst. Pas dan ben je open voor nieuwe, ook ongewone inzichten, ook voor inzichten waar je aanvankelijk misschien bang voor bent. Dat is een weg van zuivering. Een weg van mijn eigen positie, en (angst)bewegingen kennen, ten aanzien van thema’s zoals bijvoorbeeld de dood, verdriet en verlies. Dat is een weg van innerlijke reiniging waardoor ik als begeleider weet heb van mijn innerlijke structuur.

Als ik mij openstel voor een situatie of probleem, voor alles zoals het zich toont, dan verzamelt zich van buiten de situatie iets en plotseling weet ik waar het op aankomt: het wezenlijke. Het wezenlijke openbaart zich. We richten ons ergens op zonder verder iets te doen. Dan opent zich iets en komt ons tegemoet, het toont zich. Dit weten is ontvangend, niet ‘grijpend’, want daarmee wil ik het bezitten en maak ik het eindig.

Vrij van angst

Resonantie met de beweging van de geest

Een leven, of een moment van begeleiding, waarin alles verloopt zoals we zouden willen en/of van te voren hebben bedacht wat de uitkomst zou moeten zijn, betekent ook een volledig beheerste wereld. Dat is fundamenteel al eindig en mist kleur, het mysterie dat ons roept, zinkt daarin weg.

Die gedachte hangt samen met resonantie. Resonantie is een diepe verbondenheid met de wereld om ons heen, die voelt alsof we er een ‘levende relatie’ mee aangaan. Het gaat om een staat van zijn, waarbij we ons laten raken door de wereld. Door de mystiek ervan. Resonantie is onszelf kwetsbaar maken. We stellen onszelf open voor het onbekende, voor iets wat ons kan raken en transformeren op een manier die we (bijvoorbeeld de begeleider en de cliënt ) niet kunnen voorzien. Het gaat dus niet zozeer om wat we doen, maar om hoe we het ervaren en hoe we daar wel of niet naar handelen.

Tijdloze ruimte

In systemisch werk wordt gebruik gemaakt van de ruimte als energetisch veld. Binnen dit veld ontstaan bij de deelnemers ervaringen en verkrijgt het beeld zijn werkingskracht. Er is een ruimte voor ervaringen van eigen onbewuste processen: een ik-vrije ruimte. Stemming, atmosfeer, fantasieën, gevoelens en gewaarwordingen zijn elementen die deze ruimte creëren. Door dit veld wordt het mogelijk voor de begeleider, cliënt en representanten om te ervaren wat er gaande is in het (familie) systeem.

In fenomenologisch systemisch werk wordt gewerkt met het principe van de tijdloze ruimte. In deze ruimte werkt een andere dimensie dan lineaire tijd: een kosmische dimensie.

Er is een coïncidentie: er is wat er is; de dingen zijn er en gebeuren gelijktijdig. Alles maakt deel uit van het veld. Binnen de tijdloze ruimte kan zich iets voltrekken. Ook het sjamanisme is op dit principe gebaseerd. Overeenkomstig is het gebruik van de tijdloze ruimte en het eerbiedigen daarvan. Door de tijdloze ruimte wordt de herinnering aan de constellatie opgeslagen en kan de ziel haar werk doen. Alles wat we in tijdloosheid meemaken, kan op die plek worden bewaard. Deze herinnering werkt door op de laag van de ziel en kan voor de cliënt jarenlang een bron van kracht blijven.