Soms lijkt zwijgen veiliger dan spreken. Hoe vaak houd ik mijn woorden in, uit lafheid, uit aarzeling? Niet omdat ik niets te zeggen heb, maar omdat ik voel dat sommige woorden de ruimte onherroepelijk veranderen.
Na de tweede workshopdag van Vrijmoedig Spreken met Mattias Desmet merkte ik hoe sterk deze spanning in mij aanwezig is. Wanneer zwijg ik omdat het dienender en wijzer is? En wanneer zwijg ik omdat ik mezelf niet durf uit te spreken?
Wat als ik een lafaard ben?
De filters van onze waarneming
Aldous Huxley beschreef in The Doors of Perception hoe ons bewustzijn werkt als een soort reducerend ventiel: we nemen slechts een fractie waar van wat werkelijk is.
Wat we waarnemen โ en dus ook wat we benoemen, wat we durven uitspreken โ wordt gefilterd door onze opvoeding, culturele aannames en psychologische patronen. We zien de wereld niet zoals die is, maar zoals wij die kunnen verdragen.
En misschien is dat ook waarom spreken zoโn risico voelt. Omdat woorden die buiten de gebruikelijke kaders vallen, weerstand oproepen. Niet omdat ze onjuist zijn, maar omdat ze de perceptuele sluizen openzetten en iets in beweging brengen.
Ik ken de neiging om binnen de grenzen van het gangbare te blijven. Om woorden te kiezen die โpassenโ. Maar passen betekent soms ook beperken.
Vrijmoedig spreken vraagt niet alleen moed, maar ook bereidheid om de filter losser te maken. Om te laten ontstaan wat nog niet volledig zichtbaar is.
Zwijgen als schuilplaats
Soms zwijgen we niet om te luisteren, maar om niet te hoeven kiezen. Ik herken de woorden van Giacomo Leopardi:
“Omdat we bang zijn iets zeer slechts te maken, hebben we niet de moed iets zeer goeds te maken, en we maken daarom maar iets middelmatigs.”
Ik voel hoe waar dit is. Angst om verkeerd te spreken kan leiden tot een bestaan in middelmatigheid. Niet te uitgesproken, niet te stellig, niet te zichtbaar. Maar ook niet รฉcht aanwezig.
Lafheid is niet alleen de afwezigheid van moed. Misschien is lafheid ook: wรฉl spreken, maar op zoโn manier dat het niets in beweging zet.
De waarheid is dat ik vaak genoeg heb gesproken zonder werkelijk iets te zeggen. Om maar niet teveel rimpelingen te veroorzaken. Zwijgen kan een bescherming zijn, maar ook een gemiste kans.
Eigenlijk spreken: de keuze tussen comfort en waarheid
Heidegger stelt dat de mens vaak oneigenlijk leeft, geleid door de verwachtingen van anderen, gevangen in gewoontes, zonder diep stil te staan bij de vraag: “Hoe geef ik antwoord op mijn bestaan?”
Dit is geen vraag naar persoonlijke wil of voorkeur, maar een existentiรซle opgave. Wij worden geworpen in een wereld waarin we te existeren hebben, waarin ons bestaan een opdracht bevat die alleen in eigen naam kan worden beantwoord. Dit antwoord is niet iets wat we willekeurig kiezen, maar iets wat zich aandient in de manier waarop we ons verhouden tot de wereld, tot de ander en tot onszelf.
In de workshop stelde Desmet ons een confronterende vraag: Wanneer heb je voor het laatst รฉcht oprecht gesproken? Niet beleefd, niet sociaal wenselijk, niet strategisch, maar vanuit een directe verbinding met wat je werkelijk voelt en bedoelt?
Ik dacht aan gesprekken waarin ik mijzelf verzachtte om frictie en ongemak te vermijden. De keer dat ik “Het geeft niet” zei, terwijl het wรฉl gaf. De momenten waarop ik “Ja” zei, terwijl een “Nee” meer op zijn plaats was. De keren dat ik zweeg om niet lastig gevonden te worden. Of die keren dat ik iemand een compliment gaf om te pleasen.
Maar hoe vaak spreken we dan werkelijk? Hoe vaak klinkt onze stem als de weerspiegeling van onze existentie als antwoord op ons eigen bestaan, in plaats van een automatische reflex?
Heidegger beschrijft eigenlijkheid als een staat van bewust gekozen aanwezigheid. Om te spreken vanuit eigenheid, moeten we eerst de stilte kunnen verdragen, het ongemak van niet-weten, het risico van niet-begrijpen, de kwetsbaarheid van niet-pleasen.
Vrijmoedig spreken vraagt dat we niet alleen durven spreken, maar ook durven bestaan in de spanning die spreken oproept. Dat we bereid zijn om in onze eigen naam te spreken, zelfs als dat ons minder comfortabel maakt.
Want wat verliezen we als we het niet doen?
Spreken als daad van verantwoordelijkheid
Heisenberg beschreef hoe in de kwantumfysica een observatie de werkelijkheid verandert. Wat je waarneemt, beรฏnvloedt wat verschijnt. Spreken werkt precies zo.
Woorden zijn geen neutrale overbrengers van informatie. Ze vormen de ruimte waarin we bestaan.
Vrijmoedig spreken is niet hetzelfde als roekeloos spreken. Het is niet simpelweg zeggen wat je denkt, zonder filter of besef van impact. Het is spreken met de volle verantwoordelijkheid voor wat jouw woorden in gang zetten.
Hoe vaak verzachten we onze woorden, schaven we aan onze gedachten, slikken we iets in om de harmonie niet te verstoren? Geven we een compliment om de ander te pleasen? En hoe vaak zwijgen we niet omwille van de ander, maar uit ongemak in onszelf?
Vrijmoedig spreken vraagt om iets anders dan โje uitsprekenโ. Het vraagt om de bereidheid om te spreken zonder de garantie dat je goed begrepen wordt.
Ben ik een lafaard?
Ik besef dat die vraag niet alleen over moed of angst gaat. Maar ook over wat ik bereid ben te dragen. En ja, soms ben ik een lafaard.
Durf ik te spreken, zelfs als ik niet weet hoe mijn woorden ontvangen worden?
Durf ik stilte te laten bestaan, zonder haar te vullen met veilige woorden?
Soms betekent moed niet alleen spreken, maar ook het niet onmiddellijk willen oplossen van de spanning die spreken met zich meebrengt. Nabij blijven. Niet vertrekken.
Huxley schreef dat we onszelf beperken door vooraf bepaalde structuren van denken en taal. Maar wat als we dat ventiel iets verder openzetten? Wat als spreken niet alleen een daad is van overbrengen, maar ook van openen?
Vrijmoedig spreken is een oefening.
En ik oefen verder.
Doe je mee?
Waarachtige groet,
Jenya
Dit artikel is geรฏnspireerd door de tweede workshopdag ‘Vrijmoedig spreken’ onder vrijmoedige leiding van Mattias Desmet – 28 februari 2025